Doe Welstand maar de deur uit. Of toch nog maar even niet?
Geschreven door Wim van Geelen op 22 november 2012
In Woerden was de VVD de grootste partij na de verkiezingen van 2010 . Zij is het nog steeds en dat wil die partij weten ook. Nu met al dat gedonder in Den Haag is het in die kring even stil, maar de wethouder van VVD-huize trekt zich daar niets van aan. Hij gaat onverdroten door met de kruistocht tegen de Welstandsnota, het Welstandstoezicht en de Welstandscommissie. De tijd van betutteling is voorbij denkt Schreurs, we gaan in Woerden meer toe naar welstandsvrijheid. Het achterste van zijn tong laat Schreurs niet zien. Dat gezicht is voorbehouden aan de raadscommissie Ruimte. Die spreekt er op 6 december a.s. over, onder het motto “doe Welstand maar de deur uit.” Of toch nog maar even niet? Ik neem al vast een voorschot op de discussie.
Journalist Harrie van Opstal wijdde er in zijn krant, het AD/GH van de 21ste, het openingsartikel aan. Voor die krant is het nieuws, maar is dat echt zo?
Meer welstandsvrijheid is al enige jaren mogelijk in Woerden. Dus zo groot is dat nieuws dus niet. Dat neemt niet weg dat het trio, Welstandsnota, welstandstoezicht en welstandscommissie hier nog springlevend is. Die drie begrippen zijn samen te vatten in welstandszorg en dat is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het staat voor beleid dat gemeenten in Nederland voeren om te sturen op de architectonische kwaliteit van de bouwplannen. Een gemeente is de door de wet aangewezen instantie om een bouwplan (of bouwplannen) op architectonische aspecten te beoordelen. Bij de beoordeling kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de afmetingen van het ontworpen gebouw, vooral naar de vorm- en kleurgeving, en of het gebouw past in de omgeving waarin het geprojecteerd is.
Om te mogen toetsen aan redelijke eisen van welstand moet een Nederlandse gemeente sinds 1 juli 2004 beschikken over een Welstandsnota. Woerden heeft uiteraard zo’n nota. Daarin staat hoe de gemeente die kwaliteit beoordeelt en op grond waarvan. Die regels en het gebruik van die criteria zijn verschillend te interpreteren. Over smaak valt niet te twisten. De één vindt een roze voordeur het einde, terwijl haar buurman die deur er het liefst eigenhandig uit wil slopen. Goed dat er een Welstandscommissie is die dit soort zaken op voorhand voorkomt. Dat zou je zeggen, maar er zijn natuurlijk tal van voorbeelden te vinden waarvan eenvoudigen van geest zich afvragen waarom dit wel en dat niet genade in de ogen van de welstandscommissie heeft gevonden.
Kortom: zo kunnen we binnen de gemeente ons aardig met elkaar bezig houden. Dat gebeurde ook en soms gaat het om zaken waarvan je je in gemoede kan afvragen: waar gaat dit over!? Duurbetaalde stedenbouwers, architecten en planologen, zij immers maken de dienst uit in de Welstandscommissie, maken zich stervensdruk over futiliteiten.
De wetgever vond dat ook en verplichtte gemeenten vanaf 2004 om in de Welstandsnota verschillende gebieden te onderscheiden. Per gebied zouden andere regels moeten gelden. Heel stringent als het om een historische binnenstad gaat. Geen of nagenoeg geen eisen als het om een bedrijventerrein gaat, om maar iets te noemen.
Hoewel er vanaf dat jaar ook al op ruime schaal vergunningvrij gebouwd mag worden bleek dat voor velen niet voldoende. In de Raad was ChristenUnie-voormqn Chris van Iersel, zelf afkomstig uit het vak, een verklaard voorstander van nog meer vrijheid. Was die ook maar op andere gebieden zo liberaal geweest dan had Woerden op het vlak van de zondagopenstelling van winkels en de coffeeshop anders geopereerd, maar dit geheel terzijde.
Chris en consorten werden op hun wenken door de wetgever bediend. Die kwam in 2010 met de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Die zorgde ervoor dat de regels omtrent vergunningvrij bouwen verder versoepeld werden. Het aantal bouwwerken dat zonder vergunning gebouwd mag worden is flink uitgebreid. Indien een bouwwerk vergunningvrij gebouwd mag worden is er vooraf geen toets meer mogelijk op hoe de bebouwing er uit zal zien.
Benieuwd hoe Schreurs tegen deze achtergrond toe wil naar nog meer welstandsvrijheid. Dat streven is, hoe liberaal het ook mag zijn, niet zonder risico’s. Want hoe voorkom je excessen in die sfeer van vrijheid blijheid?
Gelukkig: er is een excessenregeling. Alleen de criteria om een dergelijke regeling toe te passen moeten te vinden zijn in de Welstandsnota. Dus die kan maar niet zo overboord gekieperd worden.
Een voorbeeld van een criterium zou kunnen zijn dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit dan betrekking op:
- het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;
- het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;
- armoedig materiaalgebruik;
- toepassing van felle of contrasterende kleuren;
- te opdringerige reclames, of
- een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria zoals opgenomen in de welstandsnota).
Op 6 december is er dus werk aan de winkel in de raadscommissie. Hoe gaan we als gemeenteraad meer welstandsvrijheid vormgeven?
Duidelijk is dat er in ieder geval afwegingen gemaakt zullen moeten worden. Is het wenselijk om, om maar wat te noemen:
- in het bestemmingsplan stringentere bouwregels op te nemen?;
- in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie op te nemen?;
- in een vroeg stadium een overleg met initiatiefnemers aan te gaan om mogelijk invloed uit te oefenen op de kwaliteit van bouwwerken?;
- bouwwerken aan te wijzen als gemeentelijk monument?;
- gebieden aan te wijzen als gemeentelijk monumentaal terrein;?
- in de welstandsnota nadere criteria op te nemen voor de toepassing van een excessenregeling?
De boodschap ten slotte is helder, ook al vinden sommigen het lastig om die te horen: meer welstandsvrijheid zal absoluut niet welstandsvrij gaan betekenen.